Berga Juridische Diensten

Ontoerekeningsvatbare moordenaar recht op erfenis?

 

 

Onwaardig om te erven


De zaak gaat over een man die zijn echtgenote om het leven brengt en haar erfenis als enigst erfgenaam opeist. De vraag is of dit rechtens toelaatbaar is. De broer van de overleden echtgenote neemt hiertoe juridische stappen bij de rechtbank, het gerechtshof en Hoge Raad. Hij stelt daarbij dat de man onwaardig is om te erven.

 

Rechtbank

De vermoorde vrouw heeft geen kinderen en ook geen testament opgemaakt. De moordenaar van de vrouw, haar eigen man heeft in dat geval, in beginsel, recht op de nalatenschap van de vrouw. Conform artikel 3:4 Burgerlijk Wetboek dient iemand waardig dient te zijn om te erven. Nu de man volgens de broer van de vrouw niet waardig is de erfenis van zijn zus op te eisen, vordert hij van de rechtbank een verklaring voor recht. De rechtbank honoreert de vordering van de broer niet.

 

Wettelijke voorwaarden

Een moordenaar, zoals i.c., is onwaardig van iemand te erven, wanneer deze onherroepelijk door de strafrechter is veroordeeld, zoals uit de wet valt op te maken. De man in kwestie is niet onherroepelijk veroordeeld. Daarmee is de rechtbank van oordeel dat de man als enigst erfgenaam recht heeft op de erfenis. Dit is aldus niet onaanvaardbaar, ook gezien de ontoerekeningsvatbaarheid van de man. De broer legt zich niet neer bij dit vonnis en gaat in hoger beroep bij het gerechtshof.

 

Gerechtshof

Het gerechtshof is van oordeel dat de man wél onwaardig is om te erven van door zijn eigen toedoen overleden echtgenote. Hierbij betrekt het hof artikel 8 van het EVRM (mensenrechtenverdrag), waarin in de kern het recht op privéleven, gezins- en familieleven, woonrecht en correspondentie wordt beschermd. Een erfenis behoort, zo legt het hof uit, tot het recht op een familieleven. Daarmee is de man onwaardig om te erven. Het gerechtshof bepaalt aldus, in tegenstelling tot de rechtbank, dat de man niet mag erven. Hierbij maakt het hof een belangenafweging tussen het belang van de man om te erven, en het belang van de broer op wiens familieleven de man inbreuk heeft gemaakt.

 

Belangenafweging

Het hof is van oordeel, dat het belang van de broer op bescherming van diens familieleven groter is dan het belang van de man om te erven. Als het belang van de man niet wordt erkend, is er volgens het hof geen sprake van een aanvaardbare en evenwichtige situatie die juridisch ook is te verantwoorden in termen van redelijkheid en billijkheid (laatste woorden red.). De moordenaar van de vrouw heeft zich voor lange tijd op zeer agressieve wijze jegens de familie van de broer en haar zus gedragen met als uitkomst dat zijn zus is vermoord. Het familieleven van de broer is daarmee evident geschaad.

 

Jurisprudentiële vereisten

Het gerechtshof vindt dan ook dat het wettelijke vereiste, dat iemand onherroepelijk  veroordeeld moet zijn door de strafrechter, in een zaak als de onderhavige, niet afdoende is en niet het enige criteria mag zijn om onwaardig te zijn in relatie tot een erfenis. Iemand kan dus ook (uit deze rechtspraak) onwaardig zijn, wanneer andere belangen en rechten, zoals i.c. het recht op een familieleven van nabestaanden zijn geschaad. De man in kwestie is het niet eens met het oordeel van het hof en stapt naar de Hoge Raad.


Hoge raad

De raadsman van de man is van mening dat het hof voorbij gaat aan het uitgangspunt van de wetgever, namelijk dat er een sprake moet zijn van een onherroepelijke veroordeling wil de man onwaardig zijn om te erven. De wet kan volgens de raadsman niet zomaar aan de kant worden gezet door artikel 8 EVRM middels een belangenafweging. De advocaat-generaal (een onafhankelijk adviseur) heeft de Hoge Raad geadviseerd het beroep van de man af te wijzen.

Uitleg Hoge Raad

Nu de man strafrechtelijk gezien niet strafbaar is, omdat hij ontslagen wordt van alle rechtsvervolging (ovar) wegens ontroekeningsvatbaarheid, is hij wettelijk gezien niet onwaardig om een erfenis op te eisen van de vrouw die hij heeft vermoord. De Hoge Raad oordeelt dat onder zeer bijzondere omstandigheden, bijvoorbeeld het recht op familieleven (art. 8 EVRM) zoals i.c. belangrijker is en het wettelijke vereiste van artikel 3:4 BW daarmee buitenspel kan zetten. Dit is het geval indien de redelijkheid en billijkheid dit vergt.

 

Uitspraak EVRM

De broer van de vermoorde vrouw en diens raadsman betogen dat er Europese rechtspraak is op basis waarvan het wettelijke vereiste, zoals neergelegd in artikel 3:4 BW, terzijde gesteld kan worden omwille van andere rechten en belangen. Echter de door de raadsman aangehaalde jurisprudentie ziet in de kern op een andere zaak dan op ontoerekeningsvatbaarheid van de dader. Hiermee slagen de klachten van de man jegens hofs arrest. Daarmee wordt het oordeel van het hof echter nog niet van tafel geveegd.

 

Oordeel Hoge Raad

Naast de wettelijke voorwaarden om onwaardig te zijn in geval van een erfenis, kunnen er omstandigheden zijn die wegens de redelijkheid en billijkheid zo onaanvaardbaar zijn, dat iemand daardoor ook onwaardig kan zijn om een erfenis als i.c. te mogen claimen. Het oordeel van het hof blijft in stand: de man is daarmee op grond van de redelijkheid en billijkheid onwaardig om te erven.